Geschiedenis
van
Anthony
Fokker
en
bouwbeschrijving
De Spin

door
J.
Baars

Op 13 december 1986 uitgegeven door:




Inleiding.

Zoals jullie misschien wel weten, is het dit jaar (1986) precies 75 jaar geleden, dat Anthony Fokker voor het eerst met zijn beroemde Spin gevlogen heeft.
Dit feit kunnen wij natuurlijk niet ongemerkt voorbij laten gaan. Daarom ligt er nu voor jullie, een boekje, dat op de eerste plaats de geschiedenis van Fokker verteld, vanaf zijn geboorte tot en met zijn grote succes, de demonstratie die hij in 1911 met zijn Spin hield in zijn thuisstad Haarlem.
Maar wat Fokker toendertijd kon, kunnen jullie natuurlijk ook. Het tweede gedeelte van dit boekje bevat dan ook alle gegevens die jullie nodig hebben, om zelf een model van die beroemde Spin van Anthony Fokker na te bouwen.

Veel succes.

   
  De vliegkunst en ik   De "automatisch stabiele" Spin
  zijn samen opgegroeid   van Anthony Fokker
            A.H.G. Fokker   in zijn element


1. Een moeilijke baby wordt een lastige schooljongen.

Op de 6e April van het jaar 1890 werd het gezin van de koffieplanter Herman Fokker met de geboorte van een zoon verblijd en het valt moeilijk te zeggen, wie daar het meest verheugd over was, vader Fokker, moeder Fokker, of de kleine Toos Fokker, die tot dusverre het rijk alleen had gehad.
Daar stond het dan, met sierlijke letters: Geboren Anthonie Herman Gerard Fokker. En daar lag hij in de wieg van bamboe, op de schaduwrijke voorgalerij van de ruime planterswoning, aan de voet van de machtige Javaanse vulkaan Keloet, aan de rand van het stadje Blitar.
Wat had onze Tonny een benijdenswaardige jeugd! Het ruime erf van de planterswoning was zijn speelplaats. Daar zorgde het fonteintje in de vijver er voor, dat het er zelfs overdag niet al te heet werd en voorts viel er altijd wel iets te beleven voor een kleine jongen met een onderzoekende geest.


1. De vierjarige Fokker met zijn zusje gefotografeerd in Singapore.

Naarmate hij echter ouder werd, begon hij te begrijpen dat dit prinsenleventje niet eeuwig zo kon voortduren. Vaak hoorde hij zijn vader en moeder over naar huis gaan fluisteren. Naar huis! Dat betekende het verre Holland, helemaal aan de andere kant van de wereld. Hoe het daar zou zijn kon hij zich niet voorstellen. Vader had er wel eens iets van verteld. De huizen waren er van steen en palmen groeiden er niet. Bergen en vulkanen behoefde je ginds in Holland niet te verwachten, want het land was zo vlak als de voorgalerij. Maar het grappigste vond Tonny wel, dat je er 's winters op het water kon lopen. Dat kon hij haast niet geloven. Hij had al eens stilletjes geprobeerd, of hij op het vijvertje kon lopen, maar dat was op een jammerlijke mislukking uitgedraaid. Het had hem een natte broek gekost en er was een goudvis bij gesneuveld. En of zijn pa en ma hem ook verzekerden, dat het water in Holland 's winters hard en tot ijs werd, hij kon het zich niet voorstellen. Op het water lopen behoorde tot de onmogelijkheden, meende hij. Overigens was hij er toch wel een beetje nieuwsgierig naar. Er werden over Holland zoveel verhalen verteld, dat hij er half en half naar verlangde om al die wonderen eens met eigen ogen te kunnen aanschouwen. Maar dan moest hij telkens weer aan de school denken, waarover hij zijn ouders van tijd tot tijd hoorde spreken.
Na een lange reis arriveerde het schip in Holland en nu braken er weer rumoerige dagen aan. Ze kwamen voorlopig bij familieleden in huis wonen, doch een paar weken later konden ze een eigen woning in Haarlem betrekken. Het was een flink en ruim huis, waarin vader en moeder Fokker een rustig leventje hoopten te leiden van het geld, dat vader op de koffie-plantage had verdiend. Er was een stukje tuin bij, maar Tonny vergeleek alles in stilte met wat hij in Blitar gewend was geweest en vond, dat ze er sterk op achteruit waren gegaan. Er was in Holland geen sprake van lopen op blote voeten. Hij gruwde van kousen en schoenen, doch moest er wel aan geloven. Als hij in de tuin stond, kon hij juist een stukje van het park, de Haarlemmer Hout, zien, maar soms had hij het gevoel, alsof de daken van al die hoge huizen over elkaar heen staken. Waar moest hij hier spelen? In de tuin was hij spoedig uitgekeken. Die viel niet met het ruime erf van het huis in Blitar te vergelijken. De zolder stond hem nog het meest aan en na enig zeuren vond moeder het tenslotte goed, dat de zolder van hem werd.

Daar sleepte hij al zijn speelgoed en zijn knutseldoos heen. Weldra daverde de zolder van het geweld, want Tonny hield er van om kabaal te schoppen. Als vader en moeder hem zijn gang lieten gaan, haalde hij alles uit elkaar, tot de schakelaars van het licht toe. Maar toen hij eens een flinke schok had gekregen, wist hij meteen voor goed dat je voor elektrische stroom deksels goed moest oppassen.


2. Fokkers zusje, zijn moeder (die zeer veel voor hem heeft betekend) en Tonny zelf.

Het was echter gauw met het dagenlang spelen gedaan. Tonny moest naar school. Dat was weer een nieuwtje en zonder enig vermoeden van wat hem te wachten stond, liet hij zich als een zoete jongen door moeder voor het eerst naar school brengen.
Dat viel echter reusachtig tegen. Hij moest er stil in een bank zitten, mocht zijn plaats niet verlaten wanneer hij dat verkoos en niet praten, wanneer hij iets te zeggen had. Nee, hij had het helemaal niet op de juffrouw begrepen, die hem telkens standjes maakte. En toen moeder hem om twaalf uur kwam halen, waren zijn eerste woorden: "Daar ga ik nooit meer naar toe, mama."
Zijn ouders brachten hem echter aan het verstand, dat een jongen van zes jaar niets te willen heeft en 's middags moest hij terug naar het gehate gebouw.
Zo is het altijd gebleven. Tonny had een hekel aan de school, een hekel aan de juffrouwen en onderwijzers en bovenal een hekel aan leren. Hij zag echter wel in, dat het onvermijdelijk was en trooste zich er mee, dat alle kinderen dat lot moesten ondergaan.

Overigens was de afkeer wederzijds, want de juffrouwen en onderwijzers zagen die lastige leerling liever gaan dan komen. Er was altijd iets met dat moeilijke joch aan de hand. Hij was brutaal en men vond hem dom. De andere kinderen waren hem weldra ver vooruit en toen hij bleef zitten, keek hij min neer op al die jongere kinderen, die nu zijn klasgenoten werden. De weinige vriendjes, die hij gehad had, waren hem allemaal voorbij gestreefd, maar hij maalde er niet om. Tonny amuseerde zich buiten schooltijd toch wel, zij het ook in zijn eentje. Hij werd een eenzelvig kind, dat al zijn vrije tijd op de grote zolder doorbracht.


Tonny tijdens zijn schooltijd.

2. Tonny's eerste uitvinding.

Eindelijk was het toch zover, dat Tonny de lagere school kon verlaten. De onderwijzers waren oprecht blij van die lastpost bevrijd te zijn, want Tonny was een bijzonder moeilijke leerling geweest, die zich nooit iets van zijn lessen en huiswerk had aangetrokken. Dat hij toch nog regelmatig overgegaan was, lag dan ook niet aan zijn eigen verdiensten, maar veeleer aan een vernuftig systeem, dat hij zelf had uitgedacht. Om aan het leren van zijn lessen te ontkomen, had hij een jongen, die achteraan in de klas zat, opdracht gegeven het antwoord met koeien van letters op zijn lei te kalken, wanneer Tonny voor de klas mocht worden geroepen om overhoord te worden. De jongen hield dan zijn lei vlak boven de grond in het gangpad. Tonny boog in diep nadenken het hoofd naar de grond en las het antwoord op de lei, die de onderwijzer niet kon zien.

Dit systeem voldeed zo goed, dat weldra de hele klas op die manier te werk ging en opeens veel betere cijfers behaalde. Maar o wee, wanneer er schriftelijk werk gemaakt moest worden. Dan zat Tonny er op te zwoegen, dat het een aard had en maakte hij de grofste fouten. Toch behaalde hij op zijn rapport dusdanige cijfers, dat hij tot de H.B.S. werd toegelaten.
Graag zou hij aan die H.B.S. ontkomen zijn, want Tonny begreep wel, dat het een voortzetting van het schooldrama zou betekenen. Maar papa was onverbiddelijk. Een jongen, die later iets wilde bereiken in de maatschappij, moest naar de H.B.S., daar viel niet aan te ontkomen.
Helaas, op de H.B.S. ging het al evenmin! Daar moest hij nog veel meer dan voorheen uit het hoofd leren en kreeg hij er nog verschillende vakken bij, die hem geen spat interesseerden. Frans, Duits, Engels, hij vond het maar overbodige ballast. De grammatica verwaarloosde hij geheel en al. Soms leerde hij, wanneer hij er werkelijk niet onderuit kon, de rijtjes woorden uit zijn leerboeken en zo stak hij toch nog het nodige van de vreemde talen op. Maar dat hij op die manier ver zou komen, geloofde niemand, hij zelf allerminst.
Hij smeekte papa om hem toch van school af te nemen, maar vader Fokker hield koppig vol. Tonny moest en zou de H.B.S. aflopen. Daarna mocht hij doen wat hij verkoos. Het maakte hem wanhopig.


Maar nadat hij zijn eerste uitvinding had gedaan, de band die nooit lek zou kunnen worden, kreeg hij toestemming van zijn vader om vrij te nemen van school en aan zijn uitvinding te werken. Na vele maanden van hard werken was de band af" Het werd echter een mislukking, omdat het patent dat hij hierop had aangevraagd al bestond. Wat moest Tonny nu doen.
Terug naar school kon niet meer, omdat inmiddels het schooljaar verlopen was, en iemand, die twee jaar in dezelfde klas was blijven zitten nu eenmaal van school af moest.

3. Naar de vliegschool.

Jongen, wat wil je nou?, vroeg zijn vader hem op een avond. Besef je helemaal niet, dat je in je leven iets moest gaan uitvoeren. Op de H.B.S. ben je mislukt, als uitvinder heb je gefaald. Er komt niks van je terecht. Ik heb gehoord, dat er in Bingen, aan de Rijn, een uitstekende school bestaat voor autotechniek. Vil je daar heen? Ton keek zijn vader onbevangen aan. Als je er werkelijk praktische lessen krijgt wel, antwoordde hij. Maar met theorie moeten ze niet aan mijn hoofd komen za-niken. Dat wil er bij mij toch niet in. Uiteindelijk gaf Tonny toe, en vertrok met de boot naar Bingen.
Eindelijk verliet hij de boot in Bingen, maar kon er niet toe besluiten zich dadelijk aan de school te melden. Eerst zocht hij een voorlopig onderdak en toen keek hij zijn omgeving eens een dag of wat aan, om moed te verzamelen.
Toevallig vernam hij in die dagen, dat een goede dertig kilometer verderop, in Salbach, een voorstad van Mainz, eveneens aan de Rijn, juist een nieuwe school voor autotechniek was geopend, waar tevens een cursus in aviatiek zou worden gegeven.
Terstond nam Ton het besluit, dat de school in Bingen hem niet te zien zou krijgen, maar dat hij die vliegcursus moest volgen in Salbach. En dadelijk schreef hij een geestdriftige brief naar huis, waarin hij hemelhoog opgaf over die nieuwe school in Salbach, die nog weer praktischer was dan de school in Bingen en waar hij dolgraag heen wilde.
De school werd echter een teleurstelling. Hij bleek de enige leerling van de luchtvaartafdeling te zijn. Bovendien beschikte de school slechts over een tot vliegtuigmotor omgebouwde automotor en..... helemaal geen vliegtuig. Dat moesten de leerlingen zelf maar bouwen.
De leraar was een zogenaamde luchtvaartingenieur, maar Ton had al heel gauw in de gaten, dat de man niet meer van vliegtuigen af wist dan hij zelf. Niettemin begonnen ze vol geestdrift een toestel te bouwen. De directeur van de school wist trouwens nog minder van de vliegkunst af dan de leraar.

Toen het toestel klaar was, viel het Ton eigenlijk erg tegen. Het was een log en plomp gevaarte, met een te zware staart en veel te korte vleugels. Het leek volkomen uitgesloten, dat het ding van de grond los zou willen komen. En als dat zo was, dan zou het hoogstens huppelsprongetjes naken.
Maar het was in ieder geval een vliegtuig en van het touwen had hij toch een heleboel geleerd.
Gelukkig was een van de leerlingen, een bakker, in het bezit van een ontembare geestdrift en een flinke bom duiten. Hij kocht een door water gekoelde Argus-motor van 50 pk., een onnoemelijk zwaar ding, maar in ieder geval een motor die iets kon presteren. En zo begon de school een tweede vliegtuig te bouwen, ditmaal een tweedekker met veertien meter spanwijdte, volgens betere principes.


Het toestel dat gebouwd was door de leerlingen van de Dotz-heim-Wiesbadcn vliegschool te Zahlbach. De zgn. 'piloot' Bru-no Buechner zag tijdens de eerste test noch kans om van de grond te komen, noch om te stoppen of te keren. Met een daverende klap kwamen aan het eind van het veld de machine en de dromen van de leerlingen aan hun eind.

Nu moesten de praktische lessen aanvangen en de leerlingen leren vliegen. De leraar had zelf nooit gevlogen en durfde het niet aan. Hij betoogde, dat er een bekende vlieger moest komen, om het toestel in te vliegen. Pas dan durfde hij de leerlingen aan het toestel toe te vertrouwen. Die instructeur kwam ook werkelijk. Het was een zekere Bruno Büchner en had de reputatie een der eerste piloten te zijn.
Maar Ton had al spoedig in de gaten, dat die meneer Bruno Büchner, die met zo'n onverschillige blik van tijd tot tijd de stand van zaken eens kwam opnemen, al evenmin iets van de vliegerij af wist en zelfs vroeg hij zich af, of Büchner wel ooit had gevlogen.

En Ton kreeg gelijk. Bij de eerste vlucht parkeerde Büchner het vliegtuig zeer ongelukkig in een greppel. Het toestel lag volkomen in puin.
Tevens betekende dit ongeluk natuurlijk het einde van de vliegschool.
Maar Ton's geestdrift voor de luchtvaart was niet meer te stuiten, juist nu, nu hij zo dicht bij zijn eerste vlucht was geweest. Hij praatte er eens over met luitenant Von Daum, een man van omstreeks vijftig jaar met geld, die zuiver uit liefhebberij leerling van de vliegschool was geworden. Ze besloten om samen verder te gaan en weer een toestel te bouwen, maar nu volgens de principes van Fokker.
Kort voor Kerstmis van het jaar 1910 kwam het vliegtuigje klaar. Het was, in vergelijking met de luchtreuzen die we tegenwoordig kennen, maar een armzalig toestelletje, eigenlijk niet meer dan een wankele constructie van dunne stalen buizen, linnen en hout, met een zware motor er in. Doch voor Tonny betekende dit werkstuk een schat op aarde.


Fokker's eerste Spin.

4. Ton krijgt vleugels.

De eerste vlucht werd een groot succes, en wat Tonny op dat moment voelde, valt met geen pen te beschrijven. Hij was dol van verrukking en kon er niet genoeg van krijgen. Hij had in zijn pietepeuterige vliegtuigje wel de hele dag willen rondspringen. Maar op de duur werd hij zo ontzettend moe, dat hij er wel mee moest ophouden. Het aanslaan van de motor vergde een enorme krachtinspanning, zodat het zweet hem trap-pelings langs het lichaam liep. Dan moest hij met een snelle sprong in de stuurstoel springen en stond hij tijdens de vlucht aan een ware stormwind bloot. Geen wonder, dat hij zich enkele dagen later, toen hij weer de gehele dag in de weer was geweest, 's avonds koortsig en afgemat voelde. De temperatuur liep snel op, en de dokter constateerde een zware longontsteking.

Zijn moeder drong er bij Ton op aan, om met de kerstdagen naar huis te komen. Ook luitenant Von Daum bracht Ton aan zijn verstand, dat hij er maar beter een paar dagen tussen uit kon gaan. Bij aankomst in Haarlem bleek hem echter, waarom de luitenant er zo sterk op had aangedrongen, dat hij naar huis zou gaan. Hij had zijn verlangen om ook eens met zijn eigen toestel te vliegen niet kunnen bedwingen en van de gelegenheid, dat Ton afwezig was, gebruik gemaakt om het toestel eens te proberen. En nu lag er in het ouderlijk huis een telegram te wachten, waarin Von Daum mededeelde:
VLIEGTUIG KLEIN" ONGELUKJE GEHAD. BEN ZELF ONGEDEERD.
Von Daum had echter nu wel zijn buik vol van de luchtvaart en bood Ton aan zijn aandeel over te nemen. Eindelijk was Ton eigen baas.
Na enkele weken had Ton de schade hersteld en kon hij zijn eerste proefvlucht maken met zijn eigen toestel, dat hij "De Spin" noemde. Het was een heerlijk gevoel, nu eindelijk een vliegtuig te bezitten, dat geheel alleen van hem was. Nu durfde hij ook meer te wagen en weldra hield hij grote oefenvluchten in de omgeving van Mainz. Hij durfde zelfs op te stijgen, wanneer er wat wind stond en kon in de lucht een snelheid van vier-en-zestig kilometer per uur bereiken. Al spoedig waagde hij het om passagiers mee te nemen, die hij vanzelfsprekend goed liet betalen.


Fokkers brevet nr88, gedateerd 7juni 1911. De proeven legde hij op 16 mei 1911 af.


De tweede 'Spin'. Met dit toestel maakte Fokker zijn brevetvluchten.


Fokker in de cockpit van zijn tweede 'Spin'. Door de vele spandraden was de piloot net een spin in zijn web - vandaar de naam.

5. Triomfen in de lucht.

Toen kwam opeens een uitnodiging uit Haarlem, waar zich een commissie had gevormd, die op de verjaardag van de koningin grote feesten voorbereidde en als voornaamste onderdeel van die feesten had men een opstijging per vliegmachine van Ton Fokker, hun inmiddels beroemde stadsgenoot, voorgesteld. Ton Fokker nam de uitnodiging dadelijk aan en verscheepte zijn Spin naar Amsterdam.

Om vier uur zou de opstijging plaats moeten vinden, maar op dat tijdstip woei er een krachtige wind en aan wind hadden de vliegers in die dagen een grondige hekel.
Daar kwamen de commissieleden naar Ton Fokker toe en verzochten hem om op te stijgen.
En mijn nek breken zeker!, antwoordde hij verontwaardigd. Nee, heren vliegen is geen kinderspel. Ik wil met alle plezier een demonstratie geven, maar dan moeten de weersomstandigheden gunstig zijn, anders vertik ik het.

Een altijd glunderende Fokker met de organisatoren, Haarlem, augustus/september 1911.

En hoe de heren ook soebatten en smeekten, hij gaf geen krimp. De toeschouwers werden ook al geprikkeld. Maar ze moesten tot zeven uur in de avond geduld hebben. Toen waagde Ton het er op. Het werd een schitterend geslaagde vlucht. Twintig minuten lang cirkelde Ton boven het veld en boven de stad. Hij beschreef een scherpe bocht rondom de prachtige oude kerktoren en verbeeldde zich zelfs de toejuichingen van de massa boven het motorgeronk uit te kunnen vernemen. Maar dat was natuurlijk onzin!

Toch was hij op slag de held van Haarlem. De kranten raakten over de kranige prestatie van hun stadgenoot niet uitgeschreven. Hemelhoog werd hij geprezen en een krant ging zelfs zover, te beweren, dat de keukenmeiden de biefstuk hadden laten aanbranden, dat de zieken in de hospitalen naar de vensters waren gekropen en dat de trams hadden stilgestaan, omdat iedereen het ongelooflijke had willen zien.


Fokker demonstreert tijdens de Koninginnefeesten te Haarlem, augustus/september 1911.

Toen hij landde, viel hem de eerste en de grootste ovatie ten deel, die hij ooit in ontvangst moest nemen. De commissieleden kwamen met drie reusachtige kransen aandragen en padvinders droegen hem op de schouders voorbij de tribune. Zelfs papa Fokker gloeide van trots en verkondigde aan iedereen, die het maar horen wilde - en speciaal tegen zijn oude vrienden, die altijd minachtend over "die deugniet van een Ton" gesproken hadden - dat hij altijd wel geweten had, dat die jongen van hem tot iets buitengewoons in staat was.

NIEUWE HAARLEMSE COURANT 1 SEPTEMBER 1911

Fokker vloog boven Haarlem

Vandaag klinkt het overal in de stad: 'Heb je Fokker al gezien?' Eerlijk gezegd had ik van Fokker nooit gehoord. Je leert zo langzamerhand al die beroemdheden op vlieggebied wel kennen, maar onder de grote namen was deze jonge Haarlemmer tot nu toe niet. Maar hij is waard eronder genoemd te worden sinds wij hem gisteren over de stad hebben zien vliegen. Wel, wel, wat een drukte en herrie gaf dat, toen die aardige, kleine machine, de 'Spin' - door hemzelf gebouwd - zo rustig en kalm en statig de stad oven loog. Uit alle hoeken en gaten liepen de mensen uit om dat wonder te zien en het was een wonder, inderdaad! De trams stonden stil, de keukenmeiden lieten de biefstukken aanbranden en de zieken in de ziekenhuizen kropen naar de ramen om hem te zien. Zo zeker en secuur, zo mooi scherend en kalm vloog het op een vogel gelijkende vliegtuig over de stad, boven de markt nam het zo mooi zijn draai om de toren van de St. Bavo, dat iedereen er versteld van stond. Ik heb oudjes gezien, die waarachtig tranen in de ogen hadden dat ze dit wonder zelf hebben aanschouwd. En dan de eer, dat het een stadgenoot is, daar hoog in de lucht! Ik hoor dat de jongeheer Fokker op de hogere burgerschool nogal een rebel is geweest en dat hij aan het stilzitten in de klas een broertje dood had. Nu, die vliegmensen zit waarschijnlijk het buitenissige in het bloed, zodat je hier zou kunnen zeggen dat het bloed vliegt waar het niet gaan kan. Fokker maakte ook een hoogtevlucht tot 120 meter. Zeldzaam brutaal en toch doodeenvoudig liet hij op de grootste hoogte zijn motor stilstaan, daalde met een zweefval en zette hem dan weer aan. De koene vlieger beschreef verschillende bochten boven het vliegterrein en kwam vlak voor de hangar neer. Daar bood het comité Koninginnedag hem geen krans, maar een als vliegmachine getooide fiets aan, rijkelijk met bloemen versierd. Leukweg sprong Fokker op zijn fiets, maar hij kon er niet mee weg. "Er was te veel wind,' zei hij. Het enthousiasme van het publiek te beschrijven, wij wagen ons er niet aan. Fokker leeft in aller harten, niet het minst in dat van de kleine man, die hij door zijn vluchten boven de stad zoveel genot heeft geschonken. Fokkers moeder zei ontroerd: 'Ik ben blij, jongen, dat je weer beneden bent.'
Voor de 'Spin' staand: links Anthony Fokker en rechts Fritz Cremer na afloop van de vierdaagse demonstratie te Haarlem 31 aug.-3 sept. 1911.

Een Spin-variant met gesloten cockpit.




Zo bouw je je eigen Spin.

De vleugel
benodigdheden: ijzerdraad
  bouwplank
  spijkers + hamer
  bouwtekening
bevestig de tekening met plakband op de bouwplank
leg het ijzerdraad zoals aangegeven op de tekening en sla de spijkers losjes in de bouwplaat (je moet ze er met de hand weer uit kunnen trekken)
buig het ijzerdraad met een klosje hardhout om, zodat het precies over de omtrek van de vleugel komt te liggen en sla pas hierna de spijkers 3 en 4 in de bouwplaat

Ga zo door totdat je de hele vleugelomtrek hebt gemaakt. Soldeer hierna de uiteinden vast aan de voorlijst en maak het tussen stukje op maat en soldeer dit vast.
Nu kunnen alle ribben op maat gemaakt worden en vervolgens op de aangegeven plaatsen worden vast gesoldeerd. (het solderen kan gewoon op de tekening gebeuren, deze wordt dan wel vies, maar dat is niet zo erg)
De vleugel is nu af en kan van de bouwtekening worden losgenomen. Op dezelfde manier maken we ook het stabilo.

De romp

Het maken van de romp geschied op dezelfde manier als het maken van de vleugel.
We nemen de tekening van de romp en buigen eerst alle onderdelen in de juiste stand.
We kunnen nu het gehele landingsgestel samen bouwen, voor dit samen-bouwen is op de tekening een mal aanwezig.
Voordat we nu verdergaan met de romp, moeten we de vleugel tussen de twee landingsgestelsteunen solderen, want daar kunnen we later niet meer bij"
Ook is het handig om nu al het richtingroer op het stabilo aan te brengen.
Als dit is gedaan, solderen we de twee romp latten op het landingsgestel en brengen de overige onderdelen op de juiste plaats aan.

De afwerking

We kunnen het model nu bespannen en alle spandraden aanbrengen. Kijk hiervoor goed op de aanwezige tekeningen.